Voorjaar 2007. Op vrijdag breng ik met mijn Afrikaanse schoonzoon Musa de Monne over de Schie en de Vliet (of Corbulo, zoals dit door de Romeinen gegraven water ooit heette) naar Leiden. Langs de parken en landhuizen van Voorburg en door het landelijke stuk tussen Leidschendam en Leiden. Bij de sluis van Leidschendam maakt Musa de beginnersfout om van de lichte boot op de kade te springen. Dat komt hem op een nat pak te staan. We bereiken jachthaven Zijlzicht in Leiden, maken de Monne zeilklaar en treinen naar huis.
’s Zaterdags pik ik hem op, met volleybalvriend Kees. Wij varen over de Kaag en nemen de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Die is niet bezeild, maar na de brug van Leimuiden kunnen we hijsen. We bereiken de Westeinder Plas waar we uit de voeten kunnen met de spi. Aan het eind van de middag meren we af bij Watersportvereniging Nieuwe Meer in Aalsmeer. Na de maaltijd duiken we onder de dektent.
‘s Zondags varen we aan de wind een eind terug om, zonder de mast te hoeven strijken, weer op de ringvaart te komen. We varen op de motor, behalve op de Riekerplas en de Nieuwe Meer waar we aardig kunnen kruisen. Dan via de Kostverlorenvaart Amsterdam binnen. In de sluis betaal ik de sluiswachter het tolgeld om drie dagen door Amsterdam te mogen varen. We gaan dwars door de grachtengordel naar het Oosterdok. Het is de eerste zomerse zondag van het jaar en het is krankzinnig druk. Kees geniet! Hij heeft Amsterdam nooit op die manier gezien. Maar ik kom handen te kort om het hoofd boven water te houden. Met de scheepshoorn, voor de bruggen, tussen de museum-, de pannenkoeken- en de rondvaartboten en tussen allerhande pieremachochels en verder drijvend tuig. Niemand die een ander een strobreed toegeeft … een gekkenhuis … ‘t is erger dan op de Wallen. We bereiken veilig Wittenburg en de kleine watersportvereniging De Oostvaarders en nemen de bus naar het Centraal Station.
De volgende dag scheep ik in met mijn vriend Jan. We varen naar het IJ en vinden in de luwte van Javaeiland een plekje om op te tuigen. We passeren de Oranjesluizen en voor Durgerdam hijsen we de zeilen. Ik vind het IJ-meer wel een grote plas voor een Top, maar we hebben ruime wind, alles loopt gesmeerd. We zijn in een mum van tijd onder Pampus door, tot aan de Hollandse Brug en over het Gooimeer. We houden halve tot ruime wind en voor de middag liggen we voor Bunschoten-Spakenburg. Letterlijk! Want als we gijpen voor de haveningang krijgt Jan de schoot niet los en gaan we op één oor. Het slaat een deuk in mijn zelfvertrouwen want het is mij ook overkomen tijdens een wedstrijd op de Kalingse Plas met mijn zeilmaatje Adrie. Ik was beide keren dan wel niet de stuurman, maar toch … Ik neem mij voor een nieuw gootschootblok te kopen. Het water is ondiep, we kunnen de Monne aan de mast omhoog lopen en de havenmeester komt aanzetten met de vlet. Dan blijken we in een nieuwe marina te zijn aangeland en niet bij De Eendracht, waar we moeten zijn. Maar geen probleem. De boot wordt vlotweg opgetakeld en leeggepompt en tijdelijk in een box gestald. Er is een depot van Mercury waar de motor wordt gecheckt. Dus: een warme douche (ik heb droge kleding in de ton) en met bus en trein naar huis.
De volgende naar Spakenburg om de schade te overzien: natte luchtbedden en slaapzakken, doorweekte kaarten, almanak en zeilboek. Het is een prachtige zomerse dag, de hele bleek ligt vol met onze was. We kuisen de Monne en óp naar De Eendracht. Een uitgelezen plek aan een kreekje waar we de boten kunnen afmeren. We wandelen langs de haven, genieten van de stoere botters en besluiten de dag met bier en broodjes paling.
Vrijdagsavonds voeg ik mij met dochter Anja en Musa bij de Top-groep. De boten liggen in de kreek; het kamp is snel ingericht. Het weer is zacht en de avond vliegt om onder het genot van dranken en snacks. ’s Zaterdags wordt een plan de campagne gemaakt: eerst naar de markt voor inkopen, daarna naar Scheepswerf Nieuwboer, de botterwerf waar we zullen worden rondgeleid door de gepensioneerde directeur. Botters worden hier op originele, ambachtelijke manier gebouwd en gerestaureerd. We krijgen een schat aan informatie. Bij voorbeeld over de wijze waarop de planken worden gebogen. Die worden ergens op de lengte vastgezet, bevochtigd en verwarmd nadat er een gewicht aangehangen is. Voor een getordeerde plank wordt er nog een extra gewicht aangehangen dat de plank zijdelings rondtrekt. Het hout komt uit Denemarken waar men ook bomen kunstmatig laat kromgroeien, wat het materiaal voor de spanten oplevert. Het met de hand gemaakte beslag is prachtig en wat mij erg aanspreekt is het vernuftige van de bun. Die dient niet alleen om de vis levend te houden maar ook als ballast. Het water stroomt binnen door gaatjes in de huid in achterwaartse richting, zodat het zich tijdens het varen ververst zonder het schip af te remmen.
We krijgen ook wetenswaardigheden te horen over Bunschoten en Spakenburg, oorspronkelijk gescheiden gemeenschappen van boeren en vissers: over de integratie die werd geholpen door de economie (het was voor een boer voordeliger als zijn dochter met een visser trouwde, want een botter was als bruidsschat goedkoper dan een boerderij), over de bottervaart en de teloorgang van de visserij na de afsluiting van de Zuiderzee en over het gebrek aan visie van ‘de politiek’ (het grootste deel van de oude bottervloot werd verwaarloosd en verkocht en de haven werd bijna dicht gegooid. De scheepswerf werd ternauwernood gespaard. Nu is de vissershaven de belangrijkste toeristische attractie van het dorp. Na deze leerzame excursie gaan we naar onze boten om uit te varen.
Na de botterwerf-excursie en de lunch varen wij uit. Er staat weinig wind maar het is droog en we koersen naar het Noordwesten; we zullen aanleggen op het eiland De Dode Hond. Na een tijdje betrekt de lucht en het begint te rommelen: onweer. We strijken en varen op de motor terug. Het is niet anders. De helft van de groep vermaakt zich in het dorp en rond de haven, maar de rest maakt van de gelegenheid gebruik om met Jan Pieter (hoofd van de Top-werf in Heiligerlee) naar de Bosbaan in Amsterdam te rijden waar diens zoon met zijn Universiteitsteam in de acht met stuurman het Nederlands kampioenschap roeit. Geweldig! Ik had zoiets nog nooit meegemaakt. Wat een organisatie, wat een discipline, alles op bevel. De boot en de bemanning belanden in een strak ritueel op het water. Jammer dat ze niet in de prijzen vallen.
Bij terugkomst blijken de thuisblijvers de maaltijd al te hebben voorbereid. Het wordt vis, natuurlijk, op de barbecue. Heerlijk.
Het weer is opgeknapt, het wordt wederom een mooie avond.
Zondagochtend wordt langdurig ontbeten waarna we uitvaren om toch nog De Dode Hond te bezoeken. Dit keer lukt het en we meren af voor de lunch. Een paar van ons gaan het pad rondom het eiland lopen. Musa heeft zijn eerste confrontatie met brandnetels. Hij zit helemaal onder; niemand realiseerde zich dat je die in Afrika niet hebt. Daarna terug naar De Eendracht, het is tijd om op te breken en afscheid te nemen. We willen afrekenen maar de verantwoordelijke persoon wil op zondag geen geld ontvangen. Sterker nog: wij hoeven sowieso niet te betalen. We hebben kennelijk een goede indruk gemaakt. Op de valreep komen nog twee jochies met een voetbal aanzetten. Ze denken in Musa een van de zwarte voetballers van Sparta te zien. Hij blijkt overigens wél aardig een balletje te kunnen hoog houden.
De daarop volgende week zal ik de Monne met mijn volleybalvriend Ger naar Rotterdam terugvaren. Dat wordt een moeizame onderneming. Op dinsdag nemen we de trein en de bus naar Spakenburg. Als we de boot optuigen bemerken wij een barst in de gaffel. We fixeren deze met een lijntje en zeilen met een mooie wind in een paar uur over het Gooimeer en het IJ-meer naar Muiden. Ooit maakte ik de fout om bij de Koninklijke Zeilvereniging te gaan liggen (niet te betalen!) dus we gaan door de sluis en varen over de Vecht naar watersportvereniging De Zeemeermin in Weesp. Die voert een betaalbaar tarief, dus ik laat de Monne achter tot ik weer iemand bereid vind om met mij mee te varen. Zo’n gaffel is wel een obstakel in de trein, maar we komen veilig thuis. De hele week daarop regent het pijpenstelen en pas de volgende dinsdag haal ik met diehard Jan de boot op. We steken het Amsterdam-Rijnkanaal over en varen over de Weespertrekvaart in de richting van Amsterdam. Bij De Omval, waar Rembrandt van die mooie tekeningen maakte, gaan we bakboorduit de Amstel op. Voorbij de brug over de A10 hijsen we de mast en de zeilen want we willen met halve wind de Amstel opzeilen. Daar komt niks van terecht: de wind is zwak en vlagerig en de rivier kronkelig. We starten de motor maar weer en voorbij Uithoorn nemen we de Kromme Mijdrecht die bij Woerdense Verlaat overgaat in de Grecht. Prachtig vaarwater; je bent alleen met de koeien. We bereiken watersportvereniging De Greft in Woerden, waar we de trein pakken. De volgende dag slaat de regen weer toe.
Pas op de donderdag van de volgende week haal ik in mijn eentje de Monne op. Ik ben de regen beu en wil hem via Oude Rijn en Gouwe zo snel mogelijk naar huis brengen. Maar het is lekker weer, dus bij de Gouwe denk ik: ik waag het nog één keer. Ik vaar door Alphen aan de Rijn en over Heimanswetering, Woudwetering en Paddegat naar het Braassemermeer.
Ik zet de genua op en de motor af en koers naar de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Zo bereik ik weer de Westeinderplas en Watersportvereniging Nieuwe Meer waar ik een ligplaats reserveer voor een maand. De dag daarop begint een nieuwe regenperiode. Tien dagen later haal ik met mijn zeilvriend Adrie de boot op. Voor wij het water opgaan monteren wij het nieuwe Harken-grootschootblok. Dat slaat probleemloos los. Het wordt een prima zeildag. De voorspelling is windkracht vier en dat klopt wel dus we zijn weer in een wip aan de Ringvaart. Daar gaan we op de motor, maar op de Kaag, de wind is inmiddels zes, gaat het van jetje. We passeren een wedstrijdveld van wel dertig Regenbogen, elk met twee man buitenboord ‘klevend’. Een magnifiek schouwspel. In jachthaven Zijlzicht in Leiden strijken we de mast en keren met bus en trein huiswaarts. De eerste echt hete zondag van het jaar haal ik de Monne via Leidschendam en Delft terug naar de Kralingse Plas.
Jan Wagner, 2025
Watersportvereniging Rotterdam
KvK: 40342163
ABN AMRO: NL87 ABNA 050.48.18.228
Langepad 27
3062 CJ Rotterdam
010 - 4520078
siraterces @wsvr.nl